Information about the word blaken (Dutch → Esperanto: ardi)

Synonym: gloeien

Part of speechverb
Pronunciation/ˈblɑkə(n)/
Hyphenationbla·ken

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) blaak(ik) blaakte
(jij) blaakt(jij) blaakte
(hij) blaakt(hij) blaakte
(wij) blaken(wij) blaakten
(jullie) blaken(jullie) blaakten
(gij) blaakt(gij) blaaktet
(zij) blaken(zij) blaakten
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) blake(dat ik) blaakte
(dat jij) blake(dat jij) blaakte
(dat hij) blake(dat hij) blaakte
(dat wij) blaken(dat wij) blaakten
(dat jullie) blaken(dat jullie) blaakten
(dat gij) blaket(dat gij) blaaktet
(dat zij) blaken(dat zij) blaakten
Participles
Present participlePast participle
blakend, blakende(hebben) geblaakt

Translations

Catalancremar
Englishglow; glow with heat; burn; be ardent
English (Old English)glowan
Esperantoardi
Faeroesegløða
Finnishhehkua
Frenchbrûler; être en feu
Germanbrennen; glühen; feurig sein; entflammt sein; entbrannt sein
Hungarianízzik
Latinardere; calere; flagrare
Portuguesearder; estar abrasado; flamejar; queimar‐se
Saterland Frisianbaadenje; baanje; tunderje
Spanisharder
Swedishglöda
West Frisiangleonje