Information about the word verfrissen (Dutch → Esperanto: refreŝigi)

Synonyms: laven, opfrissen, opknappen, verversen, verkwikken

Part of speechverb

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) verfris(ik) verfriste
(jij) verfrist(jij) verfriste
(hij) verfrist(hij) verfriste
(wij) verfrissen(wij) verfristen
(jullie) verfrissen(jullie) verfristen
(gij) verfrist(gij) verfristet
(zij) verfrissen(zij) verfristen
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) verfrisse(dat ik) verfriste
(dat jij) verfrisse(dat jij) verfriste
(dat hij) verfrisse(dat hij) verfriste
(dat wij) verfrissen(dat wij) verfristen
(dat jullie) verfrissen(dat jullie) verfristen
(dat gij) verfrisset(dat gij) verfristet
(dat zij) verfrissen(dat zij) verfristen
Imperative mood
Singular/PluralPlural
verfrisverfrist
Participles
Present participlePast participle
verfrissend, verfrissende(hebben) verfrist

Translations

Englishrefresh
Esperantorefreŝigi
Frenchrafraîchir
Germanerfrischen; erquicken; wieder frisch machen
Portugueseavivar; refrescar
Saterland Frisianärkwikje; friskje