Information about the word prostitueren (Dutch → Esperanto: prostitui)

Part of speechverb
Pronunciation/prɔstityˈʋeːrə(n)/
Hyphenationpros·ti·tu·e·ren

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) prostitueer(ik) prostitueerde
(jij) prostitueert(jij) prostitueerde
(hij) prostitueert(hij) prostitueerde
(wij) prostitueren(wij) prostitueerden
(jullie) prostitueren(jullie) prostitueerden
(gij) prostitueert(gij) prostitueerdet
(zij) prostitueren(zij) prostitueerden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) prostituere(dat ik) prostitueerde
(dat jij) prostituere(dat jij) prostitueerde
(dat hij) prostituere(dat hij) prostitueerde
(dat wij) prostitueren(dat wij) prostitueerden
(dat jullie) prostitueren(dat jullie) prostitueerden
(dat gij) prostitueret(dat gij) prostitueerdet
(dat zij) prostitueren(dat zij) prostitueerden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
prostitueerprostitueert
Participles
Present participlePast participle
prostituerend, prostituerende(hebben) geprostitueerd

Usage samples

Twee meisjes van twaalf en vijftien jaar oud zijn uiteindelijk geprostitueerd door K.

Translations

Czechprostituovat
Englishprostitute
Esperantoprostitui
Frenchprostituer
Germanhuren; prostituieren
Latinprostituere
Portugueseprostituir
Saterland Frisianprostituierje
Spanishprostituir