Information about the word vooropstellen (Dutch → Esperanto: premisi)

Part of speechverb

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) stel voorop(ik) stelde voorop
(jij) stelt voorop(jij) stelde voorop
(hij) stelt voorop(hij) stelde voorop
(wij) stellen voorop(wij) stelden voorop
(jullie) stellen voorop(jullie) stelden voorop
(gij) stelt voorop(gij) steldet voorop
(zij) stellen voorop(zij) stelden voorop
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) vooropstelle(dat ik) vooropstelde
(dat jij) vooropstelle(dat jij) vooropstelde
(dat hij) vooropstelle(dat hij) vooropstelde
(dat wij) vooropstellen(dat wij) vooropstelden
(dat jullie) vooropstellen(dat jullie) vooropstelden
(dat gij) vooropstellet(dat gij) vooropsteldet
(dat zij) vooropstellen(dat zij) vooropstelden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
stel vooropstelt voorop
Participles
Present participlePast participle
vooropstellend, vooropstellende(hebben) vooropgesteld

Translations

Englishpremise
Esperantopremisi