Information about the word omploegen (Dutch → Esperanto: plugi)

Synonyms: beploegen, ploegen

Part of speechverb
Pronunciation/ˈɔmpluɣə(n)/
Hyphenationom·ploe·gen

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) ploeg om(ik) ploegde om
(jij) ploegt om(jij) ploegde om
(hij) ploegt om(hij) ploegde om
(wij) ploegen om(wij) ploegden om
(jullie) ploegen om(jullie) ploegden om
(gij) ploegt om(gij) ploegdet om
(zij) ploegen om(zij) ploegden om
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) omploege(dat ik) omploegde
(dat jij) omploege(dat jij) omploegde
(dat hij) omploege(dat hij) omploegde
(dat wij) omploegen(dat wij) omploegden
(dat jullie) omploegen(dat jullie) omploegden
(dat gij) omploeget(dat gij) omploegdet
(dat zij) omploegen(dat zij) omploegden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
ploeg omploegt om
Participles
Present participlePast participle
omploegend, omploegende(hebben) omgeploegd

Translations

Catalanllaurar; solcar
Czechorat; zorat
Danishpløje
Englishplough
English (Old English)erian
Esperantoplugi
Faeroesepløga
Finnishkyntää
Frenchlabourer
Germanpflügen
Latinarare
Malaymembajak
Papiamentoara; plug
Portuguesearar; lavrar
Saterland Frisianplöigje; plougje
Scotsplou
Spanisharar
Swedishplöja
Welsharddu
West Frisianploegje; ploeie