Information about the word voorzien (Dutch → Esperanto: antaŭvidi)

Synonyms: bedacht zijn op, verwachten, vooruitzien

Part of speechverb
Pronunciation/vorˈzin/
Hyphenationvoor·zien

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) voorzie(ik) voorzag
(jij) voorziet(jij) voorzag
(hij) voorziet(hij) voorzag
(wij) voorzien(wij) voorzagen
(jullie) voorzien(jullie) voorzagen
(gij) voorziet(gij) voorzaagt
(zij) voorzien(zij) voorzagen
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) voorzie(dat ik) voorzage
(dat jij) voorzie(dat jij) voorzage
(dat hij) voorzie(dat hij) voorzage
(dat wij) voorzien(dat wij) voorzagen
(dat jullie) voorzien(dat jullie) voorzagen
(dat gij) voorziet(dat gij) voorzaget
(dat zij) voorzien(dat zij) voorzagen
Participles
Present participlePast participle
voorziend, voorziende(hebben) voorzien

Usage samples

Maar als hij ook nog moest bekennen dat hij zijn mannen had verloren, voorzag hij een langzame en uiterst pijnlijke dood.
Thomas was weinig meer dan een kind en Peyna voorzag dat Flagg spoedig heel Delain zou regeren in Thomas’ naam.
Ik voorzie een drukke praktijk in de nabije toekomst.
Ik had voorzien dat iets als dit zou gebeuren.

Translations

Catalanpreveure
Danishforudse
Englishforesee
Esperantoantaŭvidi
Frenchprévoir
Low Germanvorwachten
Malayharapkan; mengharapkan
Polishprzewidywać
Portugueseantever; prever
Spanishesperar; prever
West Frisianfoarsjen