Information about the word molesteren (Dutch → Esperanto: molesti)

Part of speechverb
Pronunciation/molɛˈsterə(n)/
Hyphenationmo·les·te·ren

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) molesteer(ik) molesteerde
(jij) molesteert(jij) molesteerde
(hij) molesteert(hij) molesteerde
(wij) molesteren(wij) molesteerden
(jullie) molesteren(jullie) molesteerden
(gij) molesteert(gij) molesteerdet
(zij) molesteren(zij) molesteerden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) molestere(dat ik) molesteerde
(dat jij) molestere(dat jij) molesteerde
(dat hij) molestere(dat hij) molesteerde
(dat wij) molesteren(dat wij) molesteerden
(dat jullie) molesteren(dat jullie) molesteerden
(dat gij) molesteret(dat gij) molesteerdet
(dat zij) molesteren(dat zij) molesteerden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
molesteermolesteert
Participles
Present participlePast participle
molesterend, molesterende(hebben) gemolesteerd

Usage samples

Deze begint nu op zijn beurt reizigers te molesteren.
Osfer probeert me te molesteren!

Translations

Englishmolest
Esperantomolesti
Faeroesemeiðsla
Germanbelästigen