Information about the word bedonderen (Dutch → Esperanto: mistifikaĉi)

Synonyms: belazeren, verneuken

Part of speechverb
Pronunciation/bəˈdɔndərə(n)/
Hyphenationbe·don·de·ren

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) bedonder(ik) bedonderde
(jij) bedondert(jij) bedonderde
(hij) bedondert(hij) bedonderde
(wij) bedonderen(wij) bedonderden
(jullie) bedonderen(jullie) bedonderden
(gij) bedondert(gij) bedonderdet
(zij) bedonderen(zij) bedonderden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) bedondere(dat ik) bedonderde
(dat jij) bedondere(dat jij) bedonderde
(dat hij) bedondere(dat hij) bedonderde
(dat wij) bedonderen(dat wij) bedonderden
(dat jullie) bedonderen(dat jullie) bedonderden
(dat gij) bedonderet(dat gij) bedonderdet
(dat zij) bedonderen(dat zij) bedonderden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
bedonderbedondert
Participles
Present participlePast participle
bedonderend, bedonderende(hebben) bedonderd

Translations

Englishcheat; fool
Esperantomistifikaĉi