Information about the word misrekenen (Dutch → Esperanto: miskalkuli)

Synonyms: buiten de waard rekenen, zich verrekenen, zich mistellen

Part of speechverb
Pronunciation/ˈmɪsrekənə(n)/
Hyphenationmis·re·ke·nen

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) reken mis(ik) rekende mis
(jij) rekent mis(jij) rekende mis
(hij) rekent mis(hij) rekende mis
(wij) rekenen mis(wij) rekenden mis
(jullie) rekenen mis(jullie) rekenden mis
(gij) rekent mis(gij) rekendet mis
(zij) rekenen mis(zij) rekenden mis
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) misrekene(dat ik) misrekende
(dat jij) misrekene(dat jij) misrekende
(dat hij) misrekene(dat hij) misrekende
(dat wij) misrekenen(dat wij) misrekenden
(dat jullie) misrekenen(dat jullie) misrekenden
(dat gij) misrekenet(dat gij) misrekendet
(dat zij) misrekenen(dat zij) misrekenden
Participles
Present participlePast participle
misrekenend, misrekenende(hebben) misgerekend

Translations

Englishmiscalculate
Esperantomiskalkuli
Germanfalsch rechnen; sich verrechnen