Information about the word hameren (Dutch → Esperanto: marteli)

Part of speechverb
Pronunciation/ˈɦamərə(n)/
Hyphenationha·me·ren

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) hamer(ik) hamerde
(jij) hamert(jij) hamerde
(hij) hamert(hij) hamerde
(wij) hameren(wij) hamerden
(jullie) hameren(jullie) hamerden
(gij) hamert(gij) hamerdet
(zij) hameren(zij) hamerden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) hamere(dat ik) hamerde
(dat jij) hamere(dat jij) hamerde
(dat hij) hamere(dat hij) hamerde
(dat wij) hameren(dat wij) hamerden
(dat jullie) hameren(dat jullie) hamerden
(dat gij) hameret(dat gij) hamerdet
(dat zij) hameren(dat zij) hamerden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
hamerhamert
Participles
Present participlePast participle
hamerend, hamerende(hebben) gehamerd

Usage samples

„Stilte!” riep de rechter hamerend.

Translations

Englishhammer
Esperantomarteli
Portuguesemartelar
Swedishhamra