Information about the word ontgrendelen (Dutch → Esperanto: malrigli)

Part of speechverb
Pronunciation/ɔntˈxrɛndələ(n)/
Hyphenationont·gren·de·len

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) ontgrendel(ik) ontgrendelde
(jij) ontgrendelt(jij) ontgrendelde
(hij) ontgrendelt(hij) ontgrendelde
(wij) ontgrendelen(wij) ontgrendelden
(jullie) ontgrendelen(jullie) ontgrendelden
(gij) ontgrendelt(gij) ontgrendeldet
(zij) ontgrendelen(zij) ontgrendelden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) ontgrendele(dat ik) ontgrendelde
(dat jij) ontgrendele(dat jij) ontgrendelde
(dat hij) ontgrendele(dat hij) ontgrendelde
(dat wij) ontgrendelen(dat wij) ontgrendelden
(dat jullie) ontgrendelen(dat jullie) ontgrendelden
(dat gij) ontgrendelet(dat gij) ontgrendeldet
(dat zij) ontgrendelen(dat zij) ontgrendelden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
ontgrendelontgrendelt
Participles
Present participlePast participle
ontgrendelend, ontgrendelende(hebben) ontgrendeld

Translations

Englishunbar
Esperantomalrigli