Information about the word inkorten (Dutch → Esperanto: malpliigi)

Synonyms: verminderen, terugschroeven

Part of speechverb
Pronunciation/ˈɪŋkɔrtə(n)/
Hyphenationin·kor·ten

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) kort in(ik) kortte in
(jij) kort in(jij) kortte in
(hij) kort in(hij) kortte in
(wij) korten in(wij) kortten in
(jullie) korten in(jullie) kortten in
(gij) kort in(gij) korttet in
(zij) korten in(zij) kortten in
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) inkorte(dat ik) inkortte
(dat jij) inkorte(dat jij) inkortte
(dat hij) inkorte(dat hij) inkortte
(dat wij) inkorten(dat wij) inkortten
(dat jullie) inkorten(dat jullie) inkortten
(dat gij) inkortet(dat gij) inkorttet
(dat zij) inkorten(dat zij) inkortten
Imperative mood
Singular/PluralPlural
kort inkort in
Participles
Present participlePast participle
inkortend, inkortende(hebben) ingekort

Translations

Englishdecrease; lessen; diminish; ease; shrink; abridge; abate; reduce
Esperantomalpliigi
Frenchabaisser; abréger; amoindrir; diminuer
Norwegianforminske
Papiamentobaha