Synonyms: legen, lenzen, lichten, ruimen, uithalen
Conjugation
Indicative mood |
---|
Present tense | Past tense |
---|
(ik) ledig | (ik) ledigde |
(jij) ledigt | (jij) ledigde |
(hij) ledigt | (hij) ledigde |
(wij) ledigen | (wij) ledigden |
(jullie) ledigen | (jullie) ledigden |
(gij) ledigt | (gij) ledigdet |
(zij) ledigen | (zij) ledigden |
Subjunctive mood |
---|
Present tense | Past tense |
---|
(dat ik) ledige | (dat ik) ledigde |
(dat jij) ledige | (dat jij) ledigde |
(dat hij) ledige | (dat hij) ledigde |
(dat wij) ledigen | (dat wij) ledigden |
(dat jullie) ledigen | (dat jullie) ledigden |
(dat gij) lediget | (dat gij) ledigdet |
(dat zij) ledigen | (dat zij) ledigden |
Imperative mood |
---|
Singular/Plural | Plural |
---|
ledig | ledigt |
Participles |
---|
Present participle | Past participle |
---|
ledigend, ledigende | (hebben) geledigd |
De meid zei dat er twee bezoekers waren geweest omdat ze twee lege glazen had omgewassen en twee asbakken geledigd had voor ze vertrok.
Geen ogenblik heb ik getalmd onderweg, zelfs niet om mijn blaas te ledigen.
Zo sprekende wees hij naar heer Bommel, die net bezig was het kopje thee tot op de bodem te ledigen, zoals te verwachten was.