Information about the word bemoeilijken (Dutch → Esperanto: malfaciligi)

Synonym: doorkrúísen

Part of speechverb
Pronunciation/bəˈmujləkə(n)/
Hyphenationbe·moei·lij·ken

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) bemoeilijk(ik) bemoeilijkte
(jij) bemoeilijkt(jij) bemoeilijkte
(hij) bemoeilijkt(hij) bemoeilijkte
(wij) bemoeilijken(wij) bemoeilijkten
(jullie) bemoeilijken(jullie) bemoeilijkten
(gij) bemoeilijkt(gij) bemoeilijktet
(zij) bemoeilijken(zij) bemoeilijkten
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) bemoeilijke(dat ik) bemoeilijkte
(dat jij) bemoeilijke(dat jij) bemoeilijkte
(dat hij) bemoeilijke(dat hij) bemoeilijkte
(dat wij) bemoeilijken(dat wij) bemoeilijkten
(dat jullie) bemoeilijken(dat jullie) bemoeilijkten
(dat gij) bemoeilijket(dat gij) bemoeilijktet
(dat zij) bemoeilijken(dat zij) bemoeilijkten
Imperative mood
Singular/PluralPlural
bemoeilijkbemoeilijkt
Participles
Present participlePast participle
bemoeilijkend, bemoeilijkende(hebben) bemoeilijkt

Usage samples

Dat moet de bevoorrading van Russische militairen bemoeilijken.
Het werk wordt bemoeilijkt door de vrieskou in Magnitogorsk.

Translations

Englishhamper; hinder; thwart; impede
Esperantomalfaciligi
Germanerschweren
Italianrendere difficile
Portuguesedificultar
Saterland Frisianbehinderje; stuur moakje
Spanishdificultar