Information about the word uitsluiten (Dutch → Esperanto: lokaŭti)

Part of speechverb
Pronunciation/ˈœy̯̯tslœy̯̯tə(n)/
Hyphenationuit·slui·ten

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) sluit uit(ik) sloot uit
(jij) sluit uit(jij) sloot uit
(hij) sluit uit(hij) sloot uit
(wij) sluiten uit(wij) sloten uit
(jullie) sluiten uit(jullie) sloten uit
(gij) sluit uit(gij) sloot uit
(zij) sluiten uit(zij) sloten uit
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) uitsluite(dat ik) uitslote
(dat jij) uitsluite(dat jij) uitslote
(dat hij) uitsluite(dat hij) uitslote
(dat wij) uitsluiten(dat wij) uitsloten
(dat jullie) uitsluiten(dat jullie) uitsloten
(dat gij) uitsluitet(dat gij) uitslotet
(dat zij) uitsluiten(dat zij) uitsloten
Imperative mood
Singular/PluralPlural
sluit uitsluit uit
Participles
Present participlePast participle
uitsluitend, uitsluitende(hebben) uitgesloten

Translations

Esperantolokaŭti