Information about the word toesnellen (Dutch → Esperanto: alkuri)

Synonyms: aansnellen, toelopen, toeschieten, komen aanhollen, komen aanrennen

Part of speechverb
Pronunciation/ˈtusnɛlə(n)/
Hyphenationtoe·snel·len

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) snel toe(ik) snelde toe
(jij) snelt toe(jij) snelde toe
(hij) snelt toe(hij) snelde toe
(wij) snellen toe(wij) snelden toe
(jullie) snellen toe(jullie) snelden toe
(gij) snelt toe(gij) sneldet toe
(zij) snellen toe(zij) snelden toe
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) toesnelle(dat ik) toesnelde
(dat jij) toesnelle(dat jij) toesnelde
(dat hij) toesnelle(dat hij) toesnelde
(dat wij) toesnellen(dat wij) toesnelden
(dat jullie) toesnellen(dat jullie) toesnelden
(dat gij) toesnellet(dat gij) toesneldet
(dat zij) toesnellen(dat zij) toesnelden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
snel toesnelt toe
Participles
Present participlePast participle
toesnellend, toesnellende(zijn) toegesneld

Usage samples

Er snelt een man toe, aanzienlijk beter gekleed dan gij.
Onder het uitslaan van deze grove taal snelde hij naar de heer Kiekvogel toe.

Translations

Englishcome running
Esperantoalkuri
Frenchaccourir
Germanhinzulaufen; herbeilaufen; heranlaufen
Hungarianodafut; odarohan; odaszalad
Spanishacudir