Information about the word samenpersen (Dutch → Esperanto: kunpremegi)

Part of speechverb

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) pers samen(ik) perste samen
(jij) perst samen(jij) perste samen
(hij) perst samen(hij) perste samen
(wij) persen samen(wij) persten samen
(jullie) persen samen(jullie) persten samen
(gij) perst samen(gij) perstet samen
(zij) persen samen(zij) persten samen
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) samenperse(dat ik) samenperste
(dat jij) samenperse(dat jij) samenperste
(dat hij) samenperse(dat hij) samenperste
(dat wij) samenpersen(dat wij) samenpersten
(dat jullie) samenpersen(dat jullie) samenpersten
(dat gij) samenperset(dat gij) samenperstet
(dat zij) samenpersen(dat zij) samenpersten
Imperative mood
Singular/PluralPlural
pers samenperst samen
Participles
Present participlePast participle
samenpersend, samenpersende(hebben) samengeperst

Translations

Englishsqueeze
Esperantokunpremegi