Information about the word samenwerken (Dutch → Esperanto: kunlabori)

Synonym: meewerken

Part of speechverb
Pronunciation/ˈsamə(n)ʋɛrkə(n)/
Hyphenationsa·men·wer·ken

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) werk samen(ik) werkte samen
(jij) werkt samen(jij) werkte samen
(hij) werkt samen(hij) werkte samen
(wij) werken samen(wij) werkten samen
(jullie) werken samen(jullie) werkten samen
(gij) werkt samen(gij) werktet samen
(zij) werken samen(zij) werkten samen
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) samenwerke(dat ik) samenwerkte
(dat jij) samenwerke(dat jij) samenwerkte
(dat hij) samenwerke(dat hij) samenwerkte
(dat wij) samenwerken(dat wij) samenwerkten
(dat jullie) samenwerken(dat jullie) samenwerkten
(dat gij) samenwerket(dat gij) samenwerktet
(dat zij) samenwerken(dat zij) samenwerkten
Imperative mood
Singular/PluralPlural
werk samenwerkt samen
Participles
Present participlePast participle
samenwerkend, samenwerkende(hebben) samengewerkt

Usage samples

U bedoelt dus dat ik weer met Kirby moet samenwerken?
Maar we hadden kunnen samenwerken zie je?

Translations

Afrikaanssaamwerk
Englishcooperate; collaborate; work together
Esperantokunlabori
Germanmitarbeiten; zusammenarbeiten
Italiancollaborare
Latincollaborare
Malaybantu … membantu
Papiamentokolaborá; koperá
Polishwspółpracować
Portuguesecolaborar
Romaniancolabora; coopera
Swedishmedverka; samarbeta
West Frisianmeiwurkje; gearwurkje