Information about the word conditioneren (Dutch → Esperanto: kondiĉi)

Synonyms: als voorwaarde stellen, bedingen, stipuleren

Part of speechverb
Pronunciation/kɔndi(t)sjoˈnerə(n)/
Hyphenationcon·di·ti·o·ne·ren

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) conditioneer(ik) conditioneerde
(jij) conditioneert(jij) conditioneerde
(hij) conditioneert(hij) conditioneerde
(wij) conditioneren(wij) conditioneerden
(jullie) conditioneren(jullie) conditioneerden
(gij) conditioneert(gij) conditioneerdet
(zij) conditioneren(zij) conditioneerden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) conditionere(dat ik) conditioneerde
(dat jij) conditionere(dat jij) conditioneerde
(dat hij) conditionere(dat hij) conditioneerde
(dat wij) conditioneren(dat wij) conditioneerden
(dat jullie) conditioneren(dat jullie) conditioneerden
(dat gij) conditioneret(dat gij) conditioneerdet
(dat zij) conditioneren(dat zij) conditioneerden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
conditioneerconditioneert
Participles
Present participlePast participle
conditionerend, conditionerende(hebben) geconditioneerd

Translations

Englishstipulate; condition
Esperantokondiĉi
Germanbedingen; zur Bedingung machen; voraussetzen
Portugueseconvencionar; estipular
Spanishestipular