Information about the word investeren (Dutch → Esperanto: investi)

Part of speechverb
Pronunciation/ɪnvɛˈsteːrə(n)/
Hyphenationin·ves·te·ren

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) investeer(ik) investeerde
(jij) investeert(jij) investeerde
(hij) investeert(hij) investeerde
(wij) investeren(wij) investeerden
(jullie) investeren(jullie) investeerden
(gij) investeert(gij) investeerdet
(zij) investeren(zij) investeerden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) investere(dat ik) investeerde
(dat jij) investere(dat jij) investeerde
(dat hij) investere(dat hij) investeerde
(dat wij) investeren(dat wij) investeerden
(dat jullie) investeren(dat jullie) investeerden
(dat gij) investeret(dat gij) investeerdet
(dat zij) investeren(dat zij) investeerden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
investeerinvesteert
Participles
Present participlePast participle
investerend, investerende(hebben) geïnvesteerd

Usage samples

Spanje gaat ruim 6 miljard euro in de economie investeren.
Het Kremlin investeerde massa’s geld in de heropbouw van Tsjetsjenië.

Translations

Afrikaansbelê; investeer
Englishinvest
Esperantoinvesti
Faeroeseseta
Frenchinvestir; placer d’argent
Italianinvestire
Papiamentoinbertí
Saterland Frisianienkloodje; investierje
Spanishinvertir; investir