Information about the word eren (Dutch → Esperanto: honori)

Part of speechverb
Pronunciation/ˈeːrə(n)/
Hyphenationeren

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) eer(ik) eerde
(jij) eert(jij) eerde
(hij) eert(hij) eerde
(wij) eren(wij) eerden
(jullie) eren(jullie) eerden
(gij) eert(gij) eerdet
(zij) eren(zij) eerden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) ere(dat ik) eerde
(dat jij) ere(dat jij) eerde
(dat hij) ere(dat hij) eerde
(dat wij) eren(dat wij) eerden
(dat jullie) eren(dat jullie) eerden
(dat gij) eret(dat gij) eerdet
(dat zij) eren(dat zij) eerden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
eereert
Participles
Present participlePast participle
erend, erende(hebben) geëerd

Usage samples

Gedurende zijn leven werd Rutherford reeds volop geëerd.

Translations

Afrikaanseer
Catalanhonorar; honrar
Englishhonour
Esperantohonori
Finnishkunnioittaa
Frenchhonorer
Germanehren; beehren; verehren; in Ehren halten; achten; würdigen; schätzen
Hawaiianhoʻohanohano
Papiamentohonra
Portuguesehomenagear; honrar
Saterland Frisianeerje; fereerje
Spanishhonrar
Srananteri
Swahili‐adhimisha
Swedishhedra; ära
Turkishhürmet göstermek
West Frisianearje