Information about the word kankeren (Dutch → Esperanto: grumbli)

Synonyms: grommen, mopperen, morren, sputteren

Part of speechverb
Pronunciation/ˈkɑŋkərə(n)/
Hyphenationkan·ke·ren

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) kanker(ik) kankerde
(jij) kankert(jij) kankerde
(hij) kankert(hij) kankerde
(wij) kankeren(wij) kankerden
(jullie) kankeren(jullie) kankerden
(gij) kankert(gij) kankerdet
(zij) kankeren(zij) kankerden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) kankere(dat ik) kankerde
(dat jij) kankere(dat jij) kankerde
(dat hij) kankere(dat hij) kankerde
(dat wij) kankeren(dat wij) kankerden
(dat jullie) kankeren(dat jullie) kankerden
(dat gij) kankeret(dat gij) kankerdet
(dat zij) kankeren(dat zij) kankerden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
kankerkankert
Participles
Present participlePast participle
kankerend, kankerende(hebben) gekankerd

Translations

Catalanremuguejar; rondinar
Danishbrumme; knurre
Englishgrumble; grouse
Esperantogrumbli
Faeroesegrenja
Finnishnurista
Frenchgrogner; râler
Germannörgeln; brummen; murren; knurren
Portugueseresmungar; rosnar
Russianбрюзжать
Saterland Frisianwrakje
Spanishrefunfuñar; rezongar
West Frisianprottelje