Information about the word banen (Dutch → Esperanto: glatigi)

Synonyms: effenen, gladmaken, gladstrijken, uitstrijken

Part of speechverb
Pronunciation/ˈbanə(n)/
Hyphenationba·nen

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) baan(ik) baande
(jij) baant(jij) baande
(hij) baant(hij) baande
(wij) banen(wij) baanden
(jullie) banen(jullie) baanden
(gij) baant(gij) baandet
(zij) banen(zij) baanden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) bane(dat ik) baande
(dat jij) bane(dat jij) baande
(dat hij) bane(dat hij) baande
(dat wij) banen(dat wij) baanden
(dat jullie) banen(dat jullie) baanden
(dat gij) banet(dat gij) baandet
(dat zij) banen(dat zij) baanden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
baanbaant
Participles
Present participlePast participle
banend, banende(hebben) gebaand

Translations

Englishmake smooth; smooth; flatten
Esperantoglatigi
Germanglätten; glattmachen; schlichten
Portuguesealisar; polir
Saterland Frisiangläädje; sliepe