Information about the word vollen (Dutch → Esperanto: fuli)

Part of speechverb

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) vol(ik) volde
(jij) volt(jij) volde
(hij) volt(hij) volde
(wij) vollen(wij) volden
(jullie) vollen(jullie) volden
(gij) volt(gij) voldet
(zij) vollen(zij) volden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) volle(dat ik) volde
(dat jij) volle(dat jij) volde
(dat hij) volle(dat hij) volde
(dat wij) vollen(dat wij) volden
(dat jullie) vollen(dat jullie) volden
(dat gij) vollet(dat gij) voldet
(dat zij) vollen(dat zij) volden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
volvolt
Participles
Present participlePast participle
vollend, vollende(hebben) gevold

Translations

Englishfull
Esperantofuli
Faeroesetøva
Germanwalken
Spanishabatanar; batanar; enfurtir