Information about the word vingeren (Dutch → Esperanto: fingrumi)

Synonyms: peuteren, pulken

Part of speechverb

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) vinger(ik) vingerde
(jij) vingert(jij) vingerde
(hij) vingert(hij) vingerde
(wij) vingeren(wij) vingerden
(jullie) vingeren(jullie) vingerden
(gij) vingert(gij) vingerdet
(zij) vingeren(zij) vingerden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) vingere(dat ik) vingerde
(dat jij) vingere(dat jij) vingerde
(dat hij) vingere(dat hij) vingerde
(dat wij) vingeren(dat wij) vingerden
(dat jullie) vingeren(dat jullie) vingerden
(dat gij) vingeret(dat gij) vingerdet
(dat zij) vingeren(dat zij) vingerden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
vingervingert
Participles
Present participlePast participle
vingerend, vingerende(hebben) gevingerd

Translations

Englishfinger
Esperantofingrumi
Frenchtâter
Germanmit den Fingern betasten; mit den Fingern herumtasten; herumfingern
Portugueseapalpar
Thaiคลำ