Information about the word spoken (Dutch → Esperanto: fantomi)

Part of speechverb
Pronunciation/ˈspokə(n)/
Hyphenationspo·ken

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(het) spookt(het) spookte
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat het) spoke(dat het) spookte
Imperative mood
Singular/PluralPlural
spookspookt
Past participle
(heeft) gespookt

Usage samples

Het was algemeen bekend dat er in deze buurt een plek was waar het spookte.
Mensen die vermoord zijn, komen altijd spoken.
Het spookt in de kastelen.

Translations

Englishhaunt
Esperantofantomi
Germanspuken; umgehen
West Frisianspûkje