Information about the word vergemakkelijken (Dutch → Esperanto: faciligi)

Synonym: verlichten

Part of speechverb
Pronunciation/vɛrɣəˈmɑkələkə(n)/
Hyphenationver·ge·mak·ke·lij·ken

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) vergemakkelijk(ik) vergemakkelijkte
(jij) vergemakkelijkt(jij) vergemakkelijkte
(hij) vergemakkelijkt(hij) vergemakkelijkte
(wij) vergemakkelijken(wij) vergemakkelijkten
(jullie) vergemakkelijken(jullie) vergemakkelijkten
(gij) vergemakkelijkt(gij) vergemakkelijktet
(zij) vergemakkelijken(zij) vergemakkelijkten
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) vergemakkelijke(dat ik) vergemakkelijkte
(dat jij) vergemakkelijke(dat jij) vergemakkelijkte
(dat hij) vergemakkelijke(dat hij) vergemakkelijkte
(dat wij) vergemakkelijken(dat wij) vergemakkelijkten
(dat jullie) vergemakkelijken(dat jullie) vergemakkelijkten
(dat gij) vergemakkelijket(dat gij) vergemakkelijktet
(dat zij) vergemakkelijken(dat zij) vergemakkelijkten
Imperative mood
Singular/PluralPlural
vergemakkelijkvergemakkelijkt
Participles
Present participlePast participle
vergemakkelijkend, vergemakkelijkende(hebben) vergemakkelijkt

Translations

Englishfacilitate; make easy
Esperantofaciligi
Faeroesegera lætt; lætta
Frenchfaciliter; soulager
Germanerleichtern; leicht machen; leichter machen
Portugueseaplainar; aquietar; facilitar
Saterland Frisianferlichterje; lichter moakje
Swedishlätta