Information about the word canoniseren (Dutch → Esperanto: enkanonigi)

Synonym: heilig verklaren

Part of speechverb
Pronunciation/kanoniˈzerə(n)/
Hyphenationca·no·ni·seren

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) canoniseer(ik) canoniseerde
(jij) canoniseert(jij) canoniseerde
(hij) canoniseert(hij) canoniseerde
(wij) canoniseren(wij) canoniseerden
(jullie) canoniseren(jullie) canoniseerden
(gij) canoniseert(gij) canoniseerdet
(zij) canoniseren(zij) canoniseerden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) canonisere(dat ik) canoniseerde
(dat jij) canonisere(dat jij) canoniseerde
(dat hij) canonisere(dat hij) canoniseerde
(dat wij) canoniseren(dat wij) canoniseerden
(dat jullie) canoniseren(dat jullie) canoniseerden
(dat gij) canoniseret(dat gij) canoniseerdet
(dat zij) canoniseren(dat zij) canoniseerden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
canoniseercanoniseert
Participles
Present participlePast participle
canoniserend, canoniserende(hebben) gecanoniseerd

Translations

Englishcanonize
Esperantoenkanonigi; kanonigi; kanonizi
Germankanonisieren