Information about the word meesturen (Dutch → Esperanto: kunsendi)

Part of speechverb
Pronunciation/ˈmestyːrə(n)/
Hyphenationmee·stu·ren

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) stuur mee(ik) stuurde mee
(jij) stuurt mee(jij) stuurde mee
(hij) stuurt mee(hij) stuurde mee
(wij) sturen mee(wij) stuurden mee
(jullie) sturen mee(jullie) stuurden mee
(gij) stuurt mee(gij) stuurdet mee
(zij) sturen mee(zij) stuurden mee
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) meesture(dat ik) meestuurde
(dat jij) meesture(dat jij) meestuurde
(dat hij) meesture(dat hij) meestuurde
(dat wij) meesturen(dat wij) meestuurden
(dat jullie) meesturen(dat jullie) meestuurden
(dat gij) meesturet(dat gij) meestuurdet
(dat zij) meesturen(dat zij) meestuurden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
stuur meestuurt mee
Participles
Present participlePast participle
meesturend, meesturende(hebben) meegestuurd

Usage samples

Ik kan niet eens een patrouille met u meesturen, want er zijn al vijf patrouilles in het Oude Koninkrijk onderweg.

Translations

Englishenclose
Esperantokunsendi