Information about the word aanstoten (Dutch → Esperanto: ekpuŝi)

Synonyms: een duw geven, stoten, toestoten

Part of speechverb
Pronunciation/ˈanstotə(n)/
Hyphenationaan·sto·ten

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) stoot aan(ik) stiet aan, stootte aan
(jij) stoot aan(jij) stiet aan, stootte aan
(hij) stoot aan(hij) stiet aan, stootte aan
(wij) stoten aan(wij) stieten aan, stootten aan
(jullie) stoten aan(jullie) stieten aan, stootten aan
(gij) stoot aan(gij) stoot aan
(zij) stoten aan(zij) stieten aan, stootten aan
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) aanstote(dat ik) aanstiete, aanstootte
(dat jij) aanstote(dat jij) aanstiete, aanstootte
(dat hij) aanstote(dat hij) aanstiete, aanstootte
(dat wij) aanstoten(dat wij) aanstieten, aanstootten
(dat jullie) aanstoten(dat jullie) aanstieten, aanstootten
(dat gij) aanstotet(dat gij) aanstietet, aanstoottet
(dat zij) aanstoten(dat zij) aanstieten, aanstootten
Imperative mood
Singular/PluralPlural
stoot aanstoot aan
Participles
Present participlePast participle
aanstotend, aanstotende(hebben) aangestoten

Usage samples

Daarom stootte ik hem haastig aan, voor het te laat zou zijn.
Om hem heen werd gesist en de burgemeester stiet hem aan.

Translations

Englishjog; nudge
Esperantoekpuŝi
Thaiกระแทก
West Frisianoanstjitte; oanstompe