Information about the word focusseren (Dutch → Esperanto: enfokusigi)

Synonyms: instellen, scherp stellen

Part of speechverb
Pronunciation/fokɵˈserə(n)/
Hyphenationfo·cus·se·ren

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) focusseer(ik) focusseerde
(jij) focusseert(jij) focusseerde
(hij) focusseert(hij) focusseerde
(wij) focusseren(wij) focusseerden
(jullie) focusseren(jullie) focusseerden
(gij) focusseert(gij) focusseerdet
(zij) focusseren(zij) focusseerden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) focussere(dat ik) focusseerde
(dat jij) focussere(dat jij) focusseerde
(dat hij) focussere(dat hij) focusseerde
(dat wij) focusseren(dat wij) focusseerden
(dat jullie) focusseren(dat jullie) focusseerden
(dat gij) focusseret(dat gij) focusseerdet
(dat zij) focusseren(dat zij) focusseerden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
focusseerfocusseert
Participles
Present participlePast participle
focusserend, focusserende(hebben) gefocusseerd

Translations

Englishfocus
Esperantoenfokusigi
Germanscharf einstellen; fokussieren; bündeln
Spanishenfocar
West Frisianynstelle