Information about the word faciliteren (Dutch → Esperanto: plifaciligi)

Synonyms: opluchten, vergemakkelijken, verlichten, faciliëren

Part of speechverb
Pronunciation/fasiliˈterə(n)/
Hyphenationfa·ci·li·te·ren

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) faciliteer(ik) faciliteerde
(jij) faciliteert(jij) faciliteerde
(hij) faciliteert(hij) faciliteerde
(wij) faciliteren(wij) faciliteerden
(jullie) faciliteren(jullie) faciliteerden
(gij) faciliteert(gij) faciliteerdet
(zij) faciliteren(zij) faciliteerden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) facilitere(dat ik) faciliteerde
(dat jij) facilitere(dat jij) faciliteerde
(dat hij) facilitere(dat hij) faciliteerde
(dat wij) faciliteren(dat wij) faciliteerden
(dat jullie) faciliteren(dat jullie) faciliteerden
(dat gij) faciliteret(dat gij) faciliteerdet
(dat zij) faciliteren(dat zij) faciliteerden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
faciliteerfaciliteert
Participles
Present participlePast participle
faciliterend, faciliterende(hebben) gefaciliteerd

Usage samples

Het bestand was bedoeld om onderhandelingen tussen met de extremisten te faciliteren in buurland Tsjaad.

Translations

Englishfacilitate
Esperantoplifaciligi
Faeroesegera lættari