Information about the word wegbanjeren (Dutch → Esperanto: formarŝi)

Synonyms: heenlopen, wegbenen

Part of speechverb
Pronunciation/ˈʋɛɣbɑɲərə(n)/
Hyphenationweg·ban·je·ren

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) banjer weg(ik) banjerde weg
(jij) banjert weg(jij) banjerde weg
(hij) banjert weg(hij) banjerde weg
(wij) banjeren weg(wij) banjerden weg
(jullie) banjeren weg(jullie) banjerden weg
(gij) banjert weg(gij) banjerdet weg
(zij) banjeren weg(zij) banjerden weg
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) wegbanjere(dat ik) wegbanjerde
(dat jij) wegbanjere(dat jij) wegbanjerde
(dat hij) wegbanjere(dat hij) wegbanjerde
(dat wij) wegbanjeren(dat wij) wegbanjerden
(dat jullie) wegbanjeren(dat jullie) wegbanjerden
(dat gij) wegbanjeret(dat gij) wegbanjerdet
(dat zij) wegbanjeren(dat zij) wegbanjerden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
banjer wegbanjert weg
Participles
Present participlePast participle
wegbanjerend, wegbanjerende(zijn) weggebanjerd

Usage samples

Hij banjerde weg door regen en modder.

Translations

Englishwalk away
Esperantoformarŝi