Information about the word 'zich verstoppen' [dut] (epo: kaŝi sin)

Synonyms: onderduiken, zich schuilhouden, zich verbergen, zich verschuilen

Part of speech	reflexive verb

Conjugation

Indicative mood
Present tense	Past tense
(ik) verstop mij	(ik) verstopte mij
(jij) verstopt je	(jij) verstopte je
(hij) verstopt zich	(hij) verstopte zich
(wij) verstoppen ons	(wij) verstopten ons
(jullie) verstoppen ons	(jullie) verstopten ons
(gij) verstopt u	(gij) verstoptet u
(zij) verstoppen zich	(zij) verstopten zich
Subjunctive mood
Present tense	Past tense
(dat ik) mij verstoppe	(dat ik) mij verstopte
(dat jij) je verstoppe	(dat jij) je verstopte
(dat hij) zich verstoppe	(dat hij) zich verstopte
(dat wij) ons verstoppen	(dat wij) ons verstopten
(dat jullie) ons verstoppen	(dat jullie) ons verstopten
(dat gij) u verstoppet	(dat gij) u verstoptet
(dat zij) zich verstoppen	(dat zij) zich verstopten
Imperative mood
Singular/Plural	Plural
verstop je	verstopt je
Participles
Present participle	Past participle
zich verstoppend, zich verstoppende	(hebben) zich verstopt