Information about the word uitbaggeren (Dutch → Esperanto: dragi)

Synonyms: baggeren, opbaggeren

Part of speechverb
Pronunciation/ˈœy̯dbɑɣərə(n)/
Hyphenationuit·bag·ge·ren

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) bagger uit(ik) baggerde uit
(jij) baggert uit(jij) baggerde uit
(hij) baggert uit(hij) baggerde uit
(wij) baggeren uit(wij) baggerden uit
(jullie) baggeren uit(jullie) baggerden uit
(gij) baggert uit(gij) baggerdet uit
(zij) baggeren uit(zij) baggerden uit
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) uitbaggere(dat ik) uitbaggerde
(dat jij) uitbaggere(dat jij) uitbaggerde
(dat hij) uitbaggere(dat hij) uitbaggerde
(dat wij) uitbaggeren(dat wij) uitbaggerden
(dat jullie) uitbaggeren(dat jullie) uitbaggerden
(dat gij) uitbaggeret(dat gij) uitbaggerdet
(dat zij) uitbaggeren(dat zij) uitbaggerden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
bagger uitbaggert uit
Participles
Present participlePast participle
uitbaggerend, uitbaggerende(hebben) uitgebaggerd

Usage samples

Het waterschap moet de Linge tussen Buurmalsen en Gorinchem uitbaggeren.

Translations

Englishdredge
Esperantodragi
Faeroesedýpa
Germanausbaggern; baggern
Italiandragare
Portuguesedragar
Spanishdragar