Information about the word ronddelen (Dutch → Esperanto: disdoni)

Synonyms: rondgeven, uitdelen, uitreiken, verdelen

Part of speechverb
Pronunciation/ˈrɔndelə(n)/
Hyphenationrond·delen

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) deel rond(ik) deelde rond
(jij) deelt rond(jij) deelde rond
(hij) deelt rond(hij) deelde rond
(wij) delen rond(wij) deelden rond
(jullie) delen rond(jullie) deelden rond
(gij) deelt rond(gij) deeldet rond
(zij) delen rond(zij) deelden rond
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) ronddele(dat ik) ronddeelde
(dat jij) ronddele(dat jij) ronddeelde
(dat hij) ronddele(dat hij) ronddeelde
(dat wij) ronddelen(dat wij) ronddeelden
(dat jullie) ronddelen(dat jullie) ronddeelden
(dat gij) ronddelet(dat gij) ronddeeldet
(dat zij) ronddelen(dat zij) ronddeelden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
deel ronddeelt rond
Participles
Present participlePast participle
ronddelend, ronddelende(hebben) rondgedeeld

Usage samples

Madge deelde de koffie rond.
Ik heb een stapeltje van die Turkse bankbiljetten rondgedeeld en tot nu toe heb ik nergens last mee gehad.

Translations

Englishdeal; distribute
Esperantodisdoni
Faeroesebýta út
Frenchdispenser; distribuer
Germanausteilen; verteilen; zuteilen; ausgeben; geben
Low Germanvordeylen
Luxemburgishverdeelen
Portuguesedistribuir
Saterland Frisianferdeele; toudeele; uutdeele
Spanishrepartir
West Frisianútrike