Information about the word afbladderen (Dutch → Esperanto: deskvamiĝi)

Synonym: afschilferen

Part of speechverb
Pronunciation/ˈɑvblɑdərə(n)/
Hyphenationaf·blad·de·ren

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(hij) bladdert af(hij) bladderde af
(zij) bladderen af(zij) bladderden af
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat hij) afbladdere(dat hij) afbladderde
(dat zij) afbladderen(dat zij) afbladderden
Participles
Present participlePast participle
afbladderend, afbladderende(zijn) afgebladderd

Usage samples

Tot grote ergernis van Arie zag deze de verf van de deur afbladderen, die hij een paar weken terug nog een kwastje gegeven had.
Aan de overkant van de straat stonden kleine hutjes dicht op elkaar boven op het dak van een lang, betonnen gebouw, waarvan de verf afbladderde.

Translations

Englishpeel off; scale off
Esperantodeskvamiĝi; disskvamiĝi
Spanishdesconcharse