Information about the word verplaatsen (Dutch → Esperanto: deloki)

Part of speechverb
Pronunciation/vərˈplatsə(n)/
Hyphenationver·plaat·sen

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) verplaats(ik) verplaatste
(jij) verplaatst(jij) verplaatste
(hij) verplaatst(hij) verplaatste
(wij) verplaatsen(wij) verplaatsten
(jullie) verplaatsen(jullie) verplaatsten
(gij) verplaatst(gij) verplaatstet
(zij) verplaatsen(zij) verplaatsten
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) verplaatse(dat ik) verplaatste
(dat jij) verplaatse(dat jij) verplaatste
(dat hij) verplaatse(dat hij) verplaatste
(dat wij) verplaatsen(dat wij) verplaatsten
(dat jullie) verplaatsen(dat jullie) verplaatsten
(dat gij) verplaatset(dat gij) verplaatstet
(dat zij) verplaatsen(dat zij) verplaatsten
Imperative mood
Singular/PluralPlural
verplaatsverplaatst
Participles
Present participlePast participle
verplaatsend, verplaatsende(hebben) verplaatst

Translations

Englishdisplace
Esperantodeloki