Information about the word spenderen (Dutch → Esperanto: dediĉi)

Synonyms: spanderen, toewijden, wijden

Part of speechverb
Pronunciation/spɛnˈderə(n)/
Hyphenationspen·de·ren

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) spendeer(ik) spendeerde
(jij) spendeert(jij) spendeerde
(hij) spendeert(hij) spendeerde
(wij) spenderen(wij) spendeerden
(jullie) spenderen(jullie) spendeerden
(gij) spendeert(gij) spendeerdet
(zij) spenderen(zij) spendeerden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) spendere(dat ik) spendeerde
(dat jij) spendere(dat jij) spendeerde
(dat hij) spendere(dat hij) spendeerde
(dat wij) spenderen(dat wij) spendeerden
(dat jullie) spenderen(dat jullie) spendeerden
(dat gij) spenderet(dat gij) spendeerdet
(dat zij) spenderen(dat zij) spendeerden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
spendeerspendeert
Participles
Present participlePast participle
spenderend, spenderende(hebben) gespendeerd

Translations

Catalandedicar
Englishdedicate; devote; set aside; bestow
Esperantodediĉi
Faeroeselata; ogna
Frenchconsacrer; dédier
Germanweihen; widmen; zueignen; dedizieren
Hungariandedikál; szentel
Polishdedykować; poświęcać
Portugueseconsagrar; dedicar; oferecer; votar
Saterland Frisiantou‐oainje; wäie; widmje
Spanishdedicar
Swedishägna
Thaiทุ่มเท