Synonyms: aanhouden, beklijven, standhouden, voortduren, voortgang vinden
Conjugation
Indicative mood |
---|
Present tense | Past tense |
---|
(hij) duurt | (hij) duurde |
(zij) duren | (zij) duurden |
Subjunctive mood |
---|
Present tense | Past tense |
---|
(dat hij) dure | (dat hij) duurde |
(dat zij) duren | (dat zij) duurden |
Participles |
---|
Present participle | Past participle |
---|
durend, durende | (hebben) geduurd |
Het duurde nog een half uur voordat de walvis tekenen van uitputting begon te vertonen.
Het tumult duurde niet lang.
Hoelang zal het duren om het schip geladen te krijgen?
De laatste tien jaren duurde het gemiddeld 98 dagen voordat het 20 graden werd.
Dat duurt nog zo lang.