Information about the word aftrappen (Dutch → Esperanto: peli piedbate malsupren)

Part of speechverb
Pronunciation/ˈɑftrɑpə(n)/
Hyphenationaf·trap·pen

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) trap af(ik) trapte af
(jij) trapt af(jij) trapte af
(hij) trapt af(hij) trapte af
(wij) trappen af(wij) trapten af
(jullie) trappen af(jullie) trapten af
(gij) trapt af(gij) traptet af
(zij) trappen af(zij) trapten af
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) aftrappe(dat ik) aftrapte
(dat jij) aftrappe(dat jij) aftrapte
(dat hij) aftrappe(dat hij) aftrapte
(dat wij) aftrappen(dat wij) aftrapten
(dat jullie) aftrappen(dat jullie) aftrapten
(dat gij) aftrappet(dat gij) aftraptet
(dat zij) aftrappen(dat zij) aftrapten
Imperative mood
Singular/PluralPlural
trap aftrapt af
Participles
Present participlePast participle
aftrappend, aftrappende(hebben) afgetrapt

Translations

Englishkick down; kick off
Esperantopeli piedbate malsupren