Information about the word bedingen (Dutch → Esperanto: kondiĉi)

Synonyms: als voorwaarde stellen, conditioneren, stipuleren

Part of speechverb
Pronunciation/bəˈdɪŋə(n)/
Hyphenationbe·din·gen

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) beding(ik) bedong
(jij) bedingt(jij) bedong
(hij) bedingt(hij) bedong
(wij) bedingen(wij) bedongen
(jullie) bedingen(jullie) bedongen
(gij) bedingt(gij) bedongt
(zij) bedingen(zij) bedongen
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) bedinge(dat ik) bedonge
(dat jij) bedinge(dat jij) bedonge
(dat hij) bedinge(dat hij) bedonge
(dat wij) bedingen(dat wij) bedongen
(dat jullie) bedingen(dat jullie) bedongen
(dat gij) bedinget(dat gij) bedonget
(dat zij) bedingen(dat zij) bedongen
Imperative mood
Singular/PluralPlural
bedingbedingt
Participles
Present participlePast participle
bedingend, bedingende(hebben) bedongen

Usage samples

Hij had bedongen dat hij het woord zou voeren.
Welke prijs dacht je te bedingen?

Translations

Englishstipulate; condition
Esperantokondiĉi
Germanbedingen; zur Bedingung machen; voraussetzen
Portugueseconvencionar; estipular
Spanishestipular