Information about the word neerslaan (Dutch → Esperanto: terenbati)

Part of speechverb
Pronunciation/ˈneːrslɑn/
Hyphenationneer·slaan

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) sla neer(ik) sloeg neer
(jij) slaat neer(jij) sloeg neer
(hij) slaat neer(hij) sloeg neer
(wij) slaan neer(wij) sloegen neer
(jullie) slaan neer(jullie) sloegen neer
(gij) slaat neer(gij) sloegt neer
(zij) slaan neer(zij) sloegen neer
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) neersla(dat ik) neersloege
(dat jij) neersla(dat jij) neersloege
(dat hij) neersla(dat hij) neersloege
(dat wij) neerslaan(dat wij) neersloegen
(dat jullie) neerslaan(dat jullie) neersloegen
(dat gij) neerslaat(dat gij) neersloeget
(dat zij) neerslaan(dat zij) neersloegen
Imperative mood
Singular/PluralPlural
sla neerslaat neer
Participles
Present participlePast participle
neerslaand, neerslaande(hebben) neergeslagen

Usage samples

Er was veel slechtheid in dit huis, maar de Heer heeft hen neergeslagen.

Translations

Esperantoterenbati
Luxemburgishnidderschloen