Synonyms: beheksen, betoveren, heksen, tsjoenen
Conjugation
Indicative mood |
---|
Present tense | Past tense |
---|
(ik) tover | (ik) toverde |
(jij) tovert | (jij) toverde |
(hij) tovert | (hij) toverde |
(wij) toveren | (wij) toverden |
(jullie) toveren | (jullie) toverden |
(gij) tovert | (gij) toverdet |
(zij) toveren | (zij) toverden |
Subjunctive mood |
---|
Present tense | Past tense |
---|
(dat ik) tovere | (dat ik) toverde |
(dat jij) tovere | (dat jij) toverde |
(dat hij) tovere | (dat hij) toverde |
(dat wij) toveren | (dat wij) toverden |
(dat jullie) toveren | (dat jullie) toverden |
(dat gij) toveret | (dat gij) toverdet |
(dat zij) toveren | (dat zij) toverden |
Imperative mood |
---|
Singular/Plural | Plural |
---|
tover | tovert |
Participles |
---|
Present participle | Past participle |
---|
toverend, toverende | (hebben) getoverd |
Hij toverde vlug Hurtiancz’ hoed enkele maten groter en dus toen de opvliegende magiër zijn hoofddeksel op zijn hoofd drukte, zakte het ding aan de achterkant bijna tot op zijn schouders, terwijl van voren nog slechts de punt van zijn formidabele neus te zien was.