Information über das Wort uitspruiten (Niederländisch → Esperanto: burĝoni)

Synonyme: botten, spruiten, uitbotten, uitschieten

WortartVerb

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) spruit uit(ik) sproot uit
(jij) spruit uit(jij) sproot uit
(hij) spruit uit(hij) sproot uit
(wij) spruiten uit(wij) sproten uit
(jullie) spruiten uit(jullie) sproten uit
(gij) spruit uit(gij) sproot uit
(zij) spruiten uit(zij) sproten uit
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) uitspruite(dat ik) uitsprote
(dat jij) uitspruite(dat jij) uitsprote
(dat hij) uitspruite(dat hij) uitsprote
(dat wij) uitspruiten(dat wij) uitsproten
(dat jullie) uitspruiten(dat jullie) uitsproten
(dat gij) uitspruitet(dat gij) uitsprotet
(dat zij) uitspruiten(dat zij) uitsproten
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
uitspruitend, uitspruitende(zijn) uitgespruit

Übersetzungen

Deutschknospen; sprießen
Englischsprout
Esperantoburĝoni
Portugiesischgomar; rebentar; renovar; soltar botões
Spanischabotonar