Information über das Wort jong (Niederländisch → Esperanto: juna)

Synonyme: jeugdig, pril

WortartAdjektief
Aussprache/jɔŋ/
Trennungjong

Komparation

Positivejong
Komparativjonger
Superlativjongst

Deklination

 PositiveKomparativSuperlativ
Predikativjongjonger(het) jongst, (het) jongste
AttributivUnbestimmtMännlicher und weiblicher Mehrzahljongejongerejongste
Sächlicher Einzahljongjongerjongst
Mehrzahljongejongerejongste
Bestimmtjongejongerejongste
Partitivjongsjongers 

Gebrauchsbeispiele

En zo kwam de jongste prins bij de molenaar in dienst.
In de lente voel ik mij weer jong.
Maar je bent nog te jong om het in te zien.
De nu 83‐jarige Castro droeg in juli 2006 de macht over aan zijn jongere broer Raúl Castro.
Was ik nog maar jong!
Umisk was ongeveer van Barees leeftijd, misschien een paar weken jonger.

Übersetzungen

Afrikaansjonk
Dänischung
Deutschjung; Jung‐
Englischyoung; youthful
Englisch (Altenglisch)geong
Esperantojuna
Färöerischungur
Finnischnuori
Französischjeune
Griechischμικρός; νεαρός; νέος
Isländischungur
Italienischgiovane
Jamaikanisches Kreolischyong
Katalanischjove
Luxemburgischjonk
Malaiischmuda
Niederdeutschjung
Norwegischung
Papiamentohoben; yòn
Polnischmłody
Portugiesischjovem
Rumänischtânăr
Russischмолодой
Saterfriesischjung
Schottisch Gälischòg
Schwedischung; ungdomlig
Scotsyoung
Spanischjoven
Srananyongu
Tagalogbatà
Thaiยังอ่อน; หนุ่ม
Tschechischmladý
Türkischgenç
Ungarischfiatal
Westfriesischjong