Information über das Wort wikkelen (Niederländisch → Esperanto: volvi)

Synonyme: strengelen, winden

WortartVerb
Aussprache/ˈʋɪkələ(n)/
Trennungwik·ke·len

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) wikkel(ik) wikkelde
(jij) wikkelt(jij) wikkelde
(hij) wikkelt(hij) wikkelde
(wij) wikkelen(wij) wikkelden
(jullie) wikkelen(jullie) wikkelden
(gij) wikkelt(gij) wikkeldet
(zij) wikkelen(zij) wikkelden
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) wikkele(dat ik) wikkelde
(dat jij) wikkele(dat jij) wikkelde
(dat hij) wikkele(dat hij) wikkelde
(dat wij) wikkelen(dat wij) wikkelden
(dat jullie) wikkelen(dat jullie) wikkelden
(dat gij) wikkelet(dat gij) wikkeldet
(dat zij) wikkelen(dat zij) wikkelden
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
wikkelwikkelt
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
wikkelend, wikkelende(hebben) gewikkeld

Gebrauchsbeispiele

Ik wikkelde me dus ook in mijn deken en ging weer liggen.
Gates wikkelde de kam in geolied papier en gaf hem aan Tim.

Übersetzungen

Deutschrollen; wickeln
Englischwind; wrap
Esperantovolvi
Färöerischvevja; vinda
Finnischkääriä
Französischenrouler
Katalanischembolicar; enrotllar
Portugiesischenrolar
Russischвить
Saterfriesischrulje; wikkelje; winnelje
Spanischbobinar; enrollar; envolver
Tschechischbalit; navinout; ovinout; zabalit