Information über das Wort komen (Niederländisch → Esperanto: veni)

WortartVerb
Aussprache/ˈkomə(n)/
Trennungko·men

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) kom(ik) kwam
(jij) komt(jij) kwam
(hij) komt(hij) kwam
(wij) komen(wij) kwamen
(jullie) komen(jullie) kwamen
(gij) komt(gij) kwaamt
(zij) komen(zij) kwamen
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) kome(dat ik) kwame
(dat jij) kome(dat jij) kwame
(dat hij) kome(dat hij) kwame
(dat wij) komen(dat wij) kwamen
(dat jullie) komen(dat jullie) kwamen
(dat gij) komet(dat gij) kwamet
(dat zij) komen(dat zij) kwamen
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
komkomt
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
komend, komende(zijn) gekomen

Gebrauchsbeispiele

Je kunt komen wanneer je wilt.
Hier komen toch geen honden?
De gasten kwamen en ik ging hen begroeten.
Er zou er later op de dag natuurlijk wel een komen.
Maar stil, wie komt daar?
Hij loopt het trapje af en komt naar ons toe.

Übersetzungen

Afrikaanskom
Dänischkomme
Deutschkommen
Englischcome
Englisch (Altenglisch)cuman; gecuman
Esperantoveni
Färöerischkoma
Finnischtulla
Französischs’abouler; venir
Hawaiischhele; hele mai
Isländischkoma
Italienischvenire
Jamaikanisches Kreolischkom
Jiddischקומען
Katalanischvenir
Lateinvenire
Malaiischdatang
Niederdeutschkoamen; kummen; kuamen
Norwegischkomme
Papiamentobin; bini
Polnischpójść; przychodzić
Portugiesischchegar; ir; vir
Rumänischveni
Russischприйти; приходить
Saterfriesischkuume
Schottisch Gälischthig; tiugainn
Schwedischkomma
Scotscome
Spanischvenir
Sranankon
Suaheli‐ja
Thaiสู่; มา
Tschechischdojít; přicházet; přijet; přijít; přijíždět
Türkischgelmek
Ungarischjön
Walisischdod; dyfod
Westfriesischkomme