Information über das Wort dolen (Niederländisch → Esperanto: vagi)

Synonyme: dwalen, ronddolen, ronddwalen, rondzwerven, waren, zwerven, rondwaren

WortartVerb
Aussprache/ˈdolə(n)/
Trennungdo·len

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) dool(ik) doolde
(jij) doolt(jij) doolde
(hij) doolt(hij) doolde
(wij) dolen(wij) doolden
(jullie) dolen(jullie) doolden
(gij) doolt(gij) dooldet
(zij) dolen(zij) doolden
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) dole(dat ik) doolde
(dat jij) dole(dat jij) doolde
(dat hij) dole(dat hij) doolde
(dat wij) dolen(dat wij) doolden
(dat jullie) dolen(dat jullie) doolden
(dat gij) dolet(dat gij) dooldet
(dat zij) dolen(dat zij) doolden
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
dooldoolt
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
dolend, dolende(hebben) gedoold

Gebrauchsbeispiele

Nog altijd zou er een ridder door de bossen dolen met zijn hoofd onder zijn arm.

Übersetzungen

Dänischstrejfe om
Deutschbummeln; herumschweifen; irren; streifen; umherstreifen; vagieren; umherziehen; umherwandern; umherirren; sich umhertreiben; strolchen
Englischroam; wander; rove
Esperantovagi
Färöerischfjakka
Finnischvaeltaa
Französischerrer; rôder; vaguer
Katalanischvagar
Lateinvagari
Polnischwłóczyć się
Portugiesischerrar; perambular; vadiar; vagabundear; vagar
Russischблуждать; бродить
Saterfriesischbummelje; daidelje; dweele; gängelje; klüngelje
Schwedischirra
Spanischerrar; vagabundear; vagar
Westfriesischdoale; doarmje; dwale; swalkje; swerve