Information über das Wort aankopen (Niederländisch → Esperanto: aĉetakiri)

WortartVerb
Aussprache/ˈaŋkopə(n)/
Trennungaan·ko·pen

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) koop aan(ik) kocht aan
(jij) koopt aan(jij) kocht aan
(hij) koopt aan(hij) kocht aan
(wij) kopen aan(wij) kochten aan
(jullie) kopen aan(jullie) kochten aan
(gij) koopt aan(gij) kocht aan
(zij) kopen aan(zij) kochten aan
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) aankope(dat ik) aankochte
(dat jij) aankope(dat jij) aankochte
(dat hij) aankope(dat hij) aankochte
(dat wij) aankopen(dat wij) aankochten
(dat jullie) aankopen(dat jullie) aankochten
(dat gij) aankopet(dat gij) aankochtet
(dat zij) aankopen(dat zij) aankochten
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
koop aankoopt aan
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
aankopend, aankopende(hebben) aangekocht

Gebrauchsbeispiele

Al in 1916 onderkende Natuurmonumenten het belang van het eiland voor de vogels en kocht het aan.

Übersetzungen

Afrikaansaankoop
Englischacquire; buy; purchase
Esperantoaĉetakiri
Westfriesischoanhannelje; oankeapje